Holdeurn
Op 21 september 1944, tijdens Operatie Market Garden, krijgt eerste Luitenant Charles Chaplinski, bevelvoerend officier van Compagnie D, 307de Airborne Engineer Bataljon, de order om met zijn compagnie een defensieve lijn te vormen langs de weg van Berg en Dal naar Wyler.
“Toen we de weg [Oude Kleefsebaan] afliepen naar onze posities maakten we contact met de vijand in een huis, genaamd Holdeurn [hier wordt de kleine boerderij bedoeld, 1 km na Tivoli in Berg en Dal, richting Wyler].
Ik gaf instructies aan het 3de peleton om het huis van de rechterkant aan te vallen en aan het 1ste peleton om aan de linkerkant aan te vallen. We kwamen dicht bij het huis en maanden de bezetters het huis uit te komen, maar niemand kwam naar buiten. We schoten met onze automatische geweren in het huis en twee Duitsers kwamen naar buiten met een wit kleed. Die deden enkele stappen naar voren en keerden terug in het huis. Lees meer >>
De Duitsers openden het vuur, waarbij ze Julius Silverman, een bazookaschutter, in z’n bil raakten wat hem furieus maakte. Sergeant Roland Ziegler zag hoe Silverman, onder hevig vuur, naar het huis rende, zijn bazooka door een raam stak en vuurde. Dwars door het plafond en het dak. Het hele huis trilde; ramen gingen aan diggelen en dakpannen kwamen naar beneden. Uit elke opening van het huis tuimelden Duitsers”.
“Aan de voorkant van het huis was een eendenvijver (tien centimeter water, een meter modder)“ waarin twee Duitsers doken en naar de overkant begonnen te zwemmen. Twee paratroopers liepen op hun gemak de vijver rond en namen ze gevangen toen ze eruit kwamen”.
Luitenant Charles Chaplinski en zijn twee peletons engineers doodden twee Duitsers en verwondden er vier. Achtentwintig Duitsers werden gevangen genomen. Later op de dag groeven de mannen onder leiding van Caplinski zich in op heuvel 62 en heuvel 62.9 waar ze onder langeafstandsvuur kwamen te liggen waardoor ze zich, gedurende de dag en de nacht, niet meer konden verplaatsen.
Bisschop Hamerhuis: archeologie van de toekomst
Op veertien jarige leeftijd heeft een Nijmeegse inwoner verslagen Engelse troepen van de slag om Arnhem zien aankomen bij het Bisschop Hamerhuis. Daar werden ze opgevangen, verschoond en van nieuwe uiniformen voorzien. Zeventig jaar na dato vertelt hij zijn herinneringen aan mij over deze gebeurtenis die toen een blijvende en grote indruk op hem hebben gemaakt.
“Het moet een dag of tien zijn geweest [op 26 september 1944, red] na de landingen van de Amerikanen op 17 september. Lees meer >>
Die zondag stonden mijn broer en ik in de gang van ons huis op het punt om naar de kerk te gaan toen het luchtalarm afging.
Ik was die bewuste dag alleen op weg naar de St. Antoniusschool aan de Verlengde Groenestraat om te kijken hoe het met mijn school ervoor stond. Het viel me toen op dat er trucks voorbij kwamen. Bij het Bisscop Hamerhuis gekomen zag ik soldaten die door trucks werden aangevoerd. Er stonden al zo’n veertig, vijtig omstanders naar deze soldaten te kijken. Het was op de middag, twaalf uur, half één.”
“Heel gebiologeerd heb ik staan kijken. Die troepen maakten een soldateske indruk, fier, maar niet verslagen in die zin, maar wel geslagen. Een aantal had verband om het hoofd met bloed daar doorheen. Het bebloede verband heeft op mij de meest sterke indruk gemaakt. Anders had ik me dat misschien niet herinnerd. Een uur, anderhalf uur heb ik daar staan kijken.”
“Ze hebben daar in het Bisschop Hamerhuis waarschijnlijk een bad gekregen, zijn ze ontluisd geworden, hebben ze nieuwe uniformen aangetrokken en te eten gekregen.”
“Haveloze kleding, gevechtsuitrustingen en uniformen helemaal besmeurd met modder, dat was wat ik zag. Uit het huis kwamen soldaten gelopen, ik denk van het Royal Army Service Corps of het Medical Corps, met uitrustingstukken, kleding en met verband bij zich. Dat alles werd in een groot gegraven kuil gegooid, vlak voor het Bisschop Hamerhuis. Ik weet die plek nog precies aan te wijzen.”